Als ik groot ben, lieve moeder
Als ik groot ben, lieve moeder, hoef jij 's morgens niet uit huis,
want dan ga ik voor jou werken en dan blijf je lekker thuis.
moeke, als ik sterk en groot ben, als ik heel veel geld verdien,
wil ik het mooiste voor je kopen en jou heel gelukkig zien.
als ik groot ben, lieve moeder, gaan we samen fijn op reis;
moeke, als ik eens een man ben, zijn jouw haren dan al grijs?
maar je mag je niet vermoeien, ik geef je een auto zeg, wat fijn,
en dan bouw ik ons een huisje, waar we sa'am gelukkig zijn!
als ik groot ben, lieve moeder, en ik zoek me dan een vrouw,
wil ik alleen het meisje kiezen, dat het meeste lijkt op jou.
jouw gezicht, je lieve handen, en je ogen lief en trouw;
als ik zo één niet kan vinden, blijf ik het allerliefst bij jou.
als je groot bent, lieve jongen, stormt er zoveel op je aan,
en er zijn wel sterk're benen, die van moeder af gaan staan;
maar ik heb je oudste brieven, dat ontneemt me toch niet één,
ga je nog zo ver, mijn jongen, ben ik toch nog niet alleen.
ook al komt er als je groot bent, soms iets tussen jou en mij,
en al loop je in verblinding, zelfs mijn deurtje dan voorbij,
het kan je moedertje niet deren, want ze kent haar jongen best:
die vliegt als een jonge vogel, toch terug weer naar zijn nest.
mijn gedachten zullen volgen, jou, mijn jongen, jou heel alleen;
wat een moederhart kan raden, voelt mijn lieveling niet één.
ik bid, dat als jij veel later, moegestreden bent, mijn kind,
dat je dan twee trouwe ogen, niet voorgoed gesloten vindt.